1a alles door elkaar

Vul de juiste antwoorden in.

Is het woord een persoonsvorm? Let op of het tegenwoordige tijd of verleden tijd is.
Is het een voltooid deelwoord? Langer maken of 't kofschip gebruiken.
Is het bijvoeglijk naamwoord of het hele werkwoord dan gewoon schrijven wat je hoort.
Ook bij sterke werkwoorden in de verleden tijd.

1. Remco zegt dat hij onderweg steeds wat (beleef...).
2. Ze (sprei...e) de krant uit om de advertenties te kunnen lezen.
3. Met (bezwe...e) lichamen kwamen de atletes bij de finish aan.
4. Bij het schoonmaken van de vis (snee...) ik me flink in mijn duim.
5. Dat meisje (verbeel...e) zich dat ze alles beter kon dan ik.
6. (Wor...) nou niet weer zo kwaad omdat ik jou verloren hebt.
7. Nadat we verhuisd waren, moesten we de kamers opnieuw (inrich...en).
8. Vrolijk (lachen...) vertrokken de bergbeklimmers naar Nederland.
9. Daar (wach...e) hun een grote teleurstelling.
10. Ons land had niet die hoge bergen waarop ze (gereken...) hadden.
11. Toen het begon te stortregenen, (vluch...en) we onder een boom.
12. Het Duitse bedrijf (loos...e) tonnen chemisch afval in de Rijn.
13. Het bleek dat je de gehuurde boeken (verwaarloos...) had.
14. De belangrijkste organisator van de marathon (los...e) het startschot.
15. In Drente had het weinig (gescheel...) of we kregen een aanrijding.
16. We doen geen zaken met een land dat veel mensenrechten (schen...).
17. Dat werk (vermoei...) je zeker te veel?
18. Vorige week (belan...en) de ballonvaarders per ongeluk in de noordzee.
19. (Bin...) je veters beter vast als je niet wilt vallen.
20. Het op de giro (gestor...e) bedrag bleek niet te kloppen.