Werkwoorden 4de leerjaar reeks 407

Reeks 407: Aanduiden tegenwoordige tijd of verleden tijd.


Vul in: tt als het tegenwoordige tijd is, vt als het verleden tijd is.

1. De meester heeft een verkoudheid.
2. De moeder van Jefke was erg ziek.
3. Begreep jij die oefening?
4. Onze Jan viel van de trap.
5. Hij heeft veel pijn.
6. Misschien moet hij wel naar de dokter.
7. De dokter zei dat het erg was.
8. Zijn been moet in het gips.
9. Nu kan hij niet meer lopen.
10. An vroeg of ze thuis mocht blijven.
11. Er gebeurden rare dingen.
12. Hij zorgde goed voor zijn zus.
13. Dirk schrijft in zijn agenda.
14. Zij dronken cola en water.
15. Onze kippen leggen geen eieren meer.