Zoek van iedere zin het onderwerp en de persoonsvorm.Zet daarna het onderwerp in het meervoud en typ de zin opnieuw. Let op: er moeten nog woorden veranderen. Let bij de zin ook op de hoofdletters en leestekens.
Voorbeeld:De vrachtwagen staat op de brug.ond = de vrachtwagen pv = staatmeervoud = De vrachtwagens staan op de brug.1. Het kind moet met de bus naar school.ond = pv = meervoud = 2. De sloper brengt het wrak naar het autokerkhof.ond = pv = meervoud = 3. De autobus rijdt naar de parking.ond = pv = meervoud = 4. De kapitein bestuurt zijn schip.ond = pv = meervoud = 5. Over de keien hobbelt een kar.ond = pv = meervoud =