Werkwoorden 4de leerjaar reeks 417

Reeks 417: Werkwoorden noemen: persoonsvorm - noemvorm - stam


Zoek van iedere zin de persoonsvorm. Zoek daarna van de persoonsvorm de noemvorm (ik kan ...) en de stam (ik ...)

Voorbeeld:
Mijn vriend valt van zijn fiets.
pv = valt --- noemvorm = vallen --- stam = val

1. Jan komt naar huis.
pv = noemvorm = stam =
2. Jullie praten te veel.
pv = noemvorm = stam =
3. Je antwoordt te vlug.
pv = t noemvorm = stam =
4. De juf trekt aan de bel.
pv = noemvorm = stam =
5. Ik word tien jaar.
pv = noemvorm = stam =
6. Lena fluit een vrolijk deuntje.
pv = noemvorm = stam =
7. Speel je vaak op de straat ?
pv = noemvorm = stam =
8. Hij woont in het huis naast de toren.
pv = noemvorm = stam =
9. Weet jij de oplossing van dat raadsel ?
pv = noemvorm = stam =
10. Moeder draagt haar boodschappentas.
pv = noemvorm = stam =
11. De postbode brengt de brieven naar het postkantoor.
pv = noemvorm = stam =
12. Die klokken luiden reeds een kwartier.
pv = noemvorm = stam =
13. In dat pakje zit een leuke verrassing.
pv = noemvorm = stam =
14. Vinden jullie dat ook zo'n gezellig huisje?
pv = noemvorm = stam =
15. Achter die toren ligt een prachtige tuin.
pv = noemvorm = stam =