1e alles door elkaar

Vul de juiste antwoorden in.

Is het woord een persoonsvorm? Let op of het tegenwoordige tijd of verleden tijd is.
Is het een voltooid deelwoord? Langer maken of 't kofschip gebruiken.
Is het bijvoeglijk naamwoord of het hele werkwoord dan gewoon schrijven wat je hoort.
Ook bij sterke werkwoorden in de verleden tijd.

1. Toen we de haven uitvoeren, (ston...) er een stevige bries.
2. De eerlijkheid (gebie...) me je te zeggen dat je ongelijk hebt.
3. Het applaus voor de zangeres (eb...e) langzaam weg.
4. Oma (glee...) bijna over een bananeschil uit toen ze de deur uitstapte.
5. Toen ik verkouden was, (nies...e) ik bijna om de vijf minuten.
6. Wat is er aan de hand, dat je zo (bedroef...) kijkt?
7. Het (bedroef...) mij ten zeerste u deze mededeling te moeten doen.
8. Tijdens de actieweek zagen we een film over (ondervoe...e) kinderen.
9. Waarom heeft dat schoolreisje weer zoveel moeten (kos...en)?
10. Aanvoer van zachte lucht wordt (bevorder...) door een hogedrukgebied.
11. (Hou...) jij mijn rugtas even vast?
12. Even later (ontbran...e) de strijd weer in alle hevigheid.
13. Een minuut voor het eindsignaal werd er nog eens (gescoor...).
14. 's Avonds werd de voetbalwedstrijd in zijn geheel (herhaal...).
15. Vergeet niet je postcode onderaan de brief te (vermel...en).
16. Tijdens de rouwplechtigheid (ontbloo...e) iedereen het hoofd.
17. De bestuurder van de auto maakte een (onverwach...e) beweging.
18. Welke familieleden (ontmoe...en) jullie het overige weekeind?
19. De gemeente (rich...e) een standbeeld voor de verzetstrijdster op.
20. Mijn moeder (schaaf...e) de onderkant van de deur wat bij.