Werkwoorden 4de leerjaar reeks 425

Reeks 425: Tegenwoordige tijd


Vul de juiste vorm in.

1. vallen - stam =
De appel niet ver van de boom.
2. redden - stam =
De schipper de drenkeling.
3. lachten - stam =
jij vaak in de klas ?
4. weten - stam =
Jullie wel hoe laat het is.
5. kloppen - stam =
De leerling op de deur.
6. bidden - stam =
De landbouwer voor beter weer.
7. noemen - stam =
Ik hem bij naam.
8. maken - stam =
Jeroen en Karen heel wat pret.
9. leiden - stam =
De dirigent het orkest met de vaste hand.
10. raken - stam =
Ik niet zo gemakkelijk van de wijs.

(Maak je zelf eerst de stam)
11. (antwoorden) Dat jongetje vaak te snel.
12. (werken) Arbeiders soms in moeilijke omstandigheden.
13. (verwachten) Ik deze keer een goed resultaat.
14. (hopen) jij ook op een prachtige winter ?
15. (rijden) De politieman de overvaller klem.
16. (vinden) Ik het nieuws niet prettig.
17. (binden) Hij het pak stevig op het bagagerek.
18. (wachten) Wij op het jeugdprogramma.
19. (komen) Waarom de weerman vandaag niet op de t.v. ?
20. (hebben) De nieuwsberichten ik al gehoord.