Werkwoorden 4de leerjaar reeks 430

Reeks 430: Tegenwoordige tijd


Vul de juiste vorm in.

1. (lopen) Wij snel naar huis.
2. (spreken) Ik voor een groot publiek.
3. (luisteren) jij ook naar mij ?
4. (verliezen) Ik mijn halsketting.
5. (vinden) Jefke hem terug.
6. (wedden) Ik dat het juist is.
7. (wedden) jij ook ?
8. (wedden) Hij om een boek.
9. (zenden) Ik haar een brief.
10. (geloven) jij hem ?
11. (verdienen) Jij een prijs.
12. (spreken) De burgemeester veel te snel.
13. (denken) Ik dat ik ziek word.
14. (schrijven) Polleke dat hij op bezoek komt.
15. (antwoorden) jij op elke vraag die ik stel ?
16. (verbieden) De politie ons om weg te gaan.
17. (vinden) Ik dat helemaal niet prettig.
18. (vinden) Wat jij daarvan ?
19. (fluisteren) Hij in haar oor
20. (houden) dat hij van haar .