Werkwoorden 4de leerjaar reeks 435

Tegenwoordige tijd

Vul de juiste vorm van het ww. in.

De vakantie (zijn) begonnen. Straks (slaan) ik mijn tent op. Ik (mogen) van vader en moeder in de tuin slapen. Mijn vriend (zeggen) dat hij dat niet (durven) . Hij (hebben) echter geen hond. Onze hond (blijven) de hele nacht voor de tent slapen. Soms (janken) hij dan. Wanneer de regen op het dak (pletsen) , leg ik hem in de voortent. Hij (mogen) van moeder niet in de tent zelf. Dat (zijn) niet proper. Het (zijn) al laat. Ik (gaan) nu slapen. Mijn broer (lezen) nog wat voor. In de tent (zitten) muggen. Ik (slaan) ernaar. Eén mug (botsten) tegen het zeil, (vallen) en (sterven) . Mijn broer (begraven) ze in de tuin.